Hij komt met de wolken

en alle ogen zullen Hem zien

eeuwen eeuwen

De tijd is opgebouwd in segmenten: ondeelbaar kleine tijdelementen tellen op tot seconden, seconden worden minuten, minuten worden uren, uren worden dagen, dagen worden weken, weken worden maanden, maanden worden jaren, jaren worden eeuwen en eeuwen worden millennia. Net als de tijd heeft God ook de geschiedenis ingedeeld, en wel in tijdperken. Elk tijdperk (Grieks 'aion') wordt gekenmerkt door een bepaalde handelswijze van God met de mens.


Vergeet de miljarden jaren die atheïstische evolutionisten de afgelopen eeuw hebben opgedrongen aan het grote publiek met het grote geld achter alle onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Vergeet de theorie dat het heelal niets anders is dan het gevolg van een explosie van niets, dat in honderden miljarden jaren óf in een eindeloze leegte vervliegt óf weer terug zal vigeren naar het oude ‘niets’. Vergeet de notie dat de mensheid niets anders is dan een grillig spel van de materie en dat het bewustzijn niets anders is dan een toevallig samenspel van atomen.

Een nuchter mens heeft niet langer dan een half uurtje logisch nadenken nodig om de in de wetenschap alom geaccepteerde paradigma’s naar de prullenbak te verwijzen en met het hart te begrijpen dat de onnoemelijk complexe werkelijkheid een schepping is van een oneindig grote, ondoorgrondelijke Schepper.

Deze Schepper is in zijn diepste wezen weliswaar ondoorgrondelijk maar heeft toch de moeite genomen om Zichzelf aan de mensen, die Hij schiep naar zijn beeld en naar zijn gelijkenis, te openbaren. Vanwege die gelijkenis, is het Hem mogelijk Zichzelf aan hen te openbaren. Dat deed Hij Zelfs nadat de mensen verklaard hadden niets met Hem te maken te willen hebben en hun eigen weg te willen gaan. Juist daarin zag Hij aanleiding voor een openbaring van karaktereigenschappen van Zichzelf, die zonder deze eigenzinnigheid van mensen niet mogelijk was geweest. Dat deed Hij door Mens te worden en Zichzelf op te offeren voor ieder die in Hem wil geloven.

Deze openbaring door de Schepper van Zichzelf vond plaats in de tijd. Die tijd is geen aaneenrijging van miljarden jaren maar van ‘slechts’ een paar duizend jaar, bestaande uit een aantal verschillende tijdperken, elk van meerdere eeuwen. Elk van die tijdperken wordt weergegeven door het Bijbelse woord ‘aion’, wat ook weer wordt vertaald met ‘eeuw’ of ‘wereld’ maar wat geen periode van honderd jaar is maar een periode die wordt gekenmerkt door de handelswijze van God met de mens. De vertaling van ‘aion’ door ‘wereld’ is hier en daar zeer misleidend en heeft geleid tot totaal verkeerde uitleggingen van de Schrift. Zo zegt de Heer Jezus in zijn uitleg van de gelijkenis van de tarwe en het onkruid ‘de akker is de wereld’ en ‘de oogst is het einde van de aion’. Zou je ‘aion’ hier vertalen met ‘wereld’, dan zou de oogst het einde van de wereld zijn en dan zou met de oogst, dat is bij zijn wederkomst, de wereld ophouden te bestaan. En zo ontstaat dan de dwaalleer van een komst van Christus aan het einde der tijden, waarbij alle profetie die gegeven is, min of min tegelijkertijd in één dag zou worden vervuld.

Dat dit een dwaalleer is, kan heel eenvoudig aangetoond worden aan de hand van een andere tekst met het woord ‘aion’: ‘Wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven. Maar wie een woord spreekt tegen de Heilige Geest, het zal hem niet worden vergeven, niet in deze eeuw en ook niet in de toekomstige.’ Dat betekent dat het einde van de deze eeuw niet het einde van de wereld is. Na het einde van deze eeuw begint de volgende eeuw. Dat onderscheid ‘tegenwoordige’ en toekomstige eeuw komen we verder tegen in een tekst die lijnrecht staat tegenover de tekst over het spreken ‘tegen’ de Zoon des Mensen, namelijk, dat deze Zoon des Mensen een plaats heeft ontvangen aan de rechterhand van God, ‘boven alle overheid, gezag, kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze eeuw maar ook in de toekomstige.’

Nu is de vraag wat de Heer bedoelde met deze eeuw en wat met de toekomstige eeuw. Zoeken we verder, dan komen we ‘deze eeuw’ in de volgende tekst tegen: ‘Onze Heer Jezus Christus…die Zichzelf voor onze zonden gegeven heeft, opdat Hij ons zou trekken uit de tegenwoordige boze eeuw.’ (Vaak ten onrechte vertaald met 'wereld', feitelijk 'aion', zie BlueLetterBible.) Daaruit valt op te maken dat ‘deze eeuw’ het tijdperk is dat ‘boos’ wordt genoemd omdat de Heer Jezus wordt miskend door zijn volk en wordt verworpen door de wereld. Dat is de tijd waarin wij anno 2021 nog steeds leven en die op zijn einde loopt. Mensen die in Hem geloven, worden door Hem uit deze boze eeuw getrokken om voor altijd bij Hem te horen, als lid van zijn lichaam, de gemeente. Tegen het eind van deze eeuw zal Hij ze in de lucht verzamelen tijdens wat we de 'opname van de gemeente' noemen en ze voor eeuwig laten delen in zijn tegenwoordigheid.

Om dit nog eens te onderstrepen is hier nog een belangrijke tekst met ‘deze eeuw’: ‘Want wij strijden niet tegen vlees en bloed maar tegen de machten, tegen de overheden, tegen de beheersers van de duisternis van deze eeuw, tegen de geestelijke boosheid in de hemelse gewesten.’ Het tijdperk waarin wij leven wordt helaas beheerst door zeer duistere machten. De duivel wordt de god van ‘deze eeuw’ genoemd. Daarnaast wordt de duivel ook de ‘vorst van deze kosmos’ genoemd, wat wel terecht wordt vertaald met wereld, zijnde het geheel van hemel en aarde waarin de mens als schepsel is geplaatst. Dat is de wereld (Kosmos, niet Aion) die God zo lief had, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gaf. Dat is namelijk zijn schepping, waarvan de duivel de god is geworden doordat hij met list en bedrog de gehoorzaamheid van afvallige mensen heeft afgedwongen. Het is Christus en Christus alleen die op grond van zijn werk aan het kruis de kosmos weer aan de duivelse invloed zal ontworstelen.

Met de finale overwinning op de duivel en alle machten die zich door de duivel hebben laten beheersen, eindigt de ‘tegenwoordige boze eeuw’ en gaat die over in de ‘toekomstige eeuw’. Dat vinden we weergegeven in het boek Openbaring. De kosmos is in deze eeuw nog gevangen in de heerschappij van Gods tegenstander maar zal daar in de toekomstige eeuw door Christus van verlost zijn. Hij is het Lam van God dat de zonde uit de wereld zal wegnemen (Kosmos). Dat gaat niet alleen over het kruis maar vooral over de werkzaamheid van de engelen en het Lam in het boek Openbaring op grond van het werk van het Lam op het kruis. Daarom zegt Jezus tegen zijn discipelen: ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde.’ Echter, Hij zal die macht pas uitoefenen als Hem de boekrol vanaf de troon de hemel zal worden overhandigd. Dat zien we gebeuren in Openbaring 5 en vervolgens zien we hoe Hij in Openbaring 6 de zegels één voor één verbreekt en wat dat op aarde aan weerstanden oproept. Na zeven jaren van weerstanden op aarde en oordelen vanuit de hemel neemt het Lam in Openbaring 19 uiteindelijk de macht over in de kosmos en begint de toekomende eeuw.

Tot die tijd is de duivel nog de god van deze eeuw, die daardoor gehuld is in duisternis. ‘Wij zien nog niet alles aan Hem onderworpen’, zegt Hebreeën 2. Om die reden zegt Jezus tevens tegen zijn discipelen: ‘Zie ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding van de eeuw.’ De voleinding van de eeuw betekent het aanbreken van de toekomstige eeuw. Die uitdrukking komen we tegen als we horen zeggen dat mensen de ‘krachten van de toekomende eeuw’ hebben gesmaakt. In de begintijd van de gemeente heeft God heel kort in vele tekenen en wonderen, die plaatsvonden door de apostelen, een voorproefje gegeven van de heerlijkheid van de toekomstige eeuw, onder de zegenrijke heerschappij van de Heer Jezus. Daartoe behoorde ook Joël, die door Petrus werd geciteerd op de pinksterdag. De toekomende eeuw is de eeuw waarin het ‘eeuwige leven’ wordt genoten, de eeuw waarin de gelovigen zullen zijn opgestaan en zullen zijn als de engelen.

De eerste komst van Christus, 2000 jaar geleden, luidde eveneens een nieuwe eeuw in. Want Hebreeën 9 geeft aan dat Jezus één maal, aan het eind van de eeuw, is verschenen om de zonde teniet te doen. Met Christus eindigde de eeuw van Israël onder de wet en begon de eeuw van de gemeente uit de volken op basis van genade. Omdat de heerschappij over de kosmos nog in de handen van de duivel blijft, is de eeuw boos. Gods doel is om, terwijl van Christus' overwinning op aarde nog niets te zien is, uit de volken een volk aan te nemen voor zijn naam, de gemeente en wel op basis van geloof. De onzichtbaarheid van Christus' overwinning is noodzakelijk voor het bestaan van 'geloof'. Wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen. Wanneer de volheid van de volken is ingegaan, zal God terugkeren naar zijn plannen met Israël. Dat gebeurt na de opname van de gemeente. In Openbaring lezen we hoe God tegelijkertijd Israël terugbrengt en de wereld door de oordelen heen onder de heerschappij van het Lam plaatst. De overgang van de ‘tegenwoordige boze eeuw van duisternis’ naar de ‘toekomstige eeuw van licht onder de heerschappij van Jezus Christus’ gaat niet zonder slag of stoot maar vindt plaats in zeven zeer turbulente jaren, die bekend staan onder de ‘verdrukking’ en waarvan de laatste helft 'grote verdrukking' wordt genoemd.

Wanneer de bijbel ons uiteenzet dat er meerdere tijdvakken zijn, waarin God steeds verschillend handelt met de mensheid, dan komt de vraag op hoeveel tijdvakken er in totaal zijn. Als we kijken vanaf het begin van de schepping zouden we de volgende reeks onder elkaar kunnen zetten:


  1. Van de schepping tot de zondeval

  2. Van de zondeval tot de zondvloed

  3. Van de zondvloed tot de toren van Babel

  4. Van de toren van Babel tot Abraham

  5. Van Abraham tot Mozes, de uittocht en de wet

  6. Van Mozes tot de Babylonische ballingschap

  7. Van de Babylonische ballingschap tot Jezus' eerste komst

  8. Van Jezus' eerste komst tot de opname van de gemeente

  9. Van de opname van de gemeente tot Jezus' tweede komst

  10. Van Jezus’ tweede komst tot aan het einde van zijn duizendjarige regering


De meeste uitleggers gaan ervan uit dat na de duizendjarige regering van Christus de ‘eeuwige toestand’ zal aanbreken. Maar wat is die ‘eeuwige toestand’? De Griekse grondtekst kent maar één woord en dat is ‘aion’. Dat betekent ‘eeuw’ of ‘eeuwen’ (meervoud). En dat wordt dan hetzij vertaald door ‘wereld’, hetzij door ‘eeuw’, hetzij door ‘eeuwig’ of ‘altijddurend’. Het aan de vertaler om dat te bepalen. Maar de vertaler weet uiteraard ook niet wat ‘eeuwig’ betekent. Een zeer belangrijke uitdrukking is het gebruik van twee keer het woord ‘aion’, direct na elkaar, net zoals heilige heilige, vertaald als ‘heilige der heiligen’ ook wel vertaald met ‘allerheiligste’. Of net zoals duizenden duizenden, waarbij elke eenheid uit de eerste categorie weer uit duizend bestaat. Zo zou ook de combinatie ‘aion aion’ kunnen betekenen: eeuwen der eeuwen. Dat wil zeggen, elke ‘grote eeuw’ bestaat uit een groot aantal ‘kleinere eeuwen’.

We zullen die gedachte in de toekomst verder uitdiepen.

WORDT VERVOLGD.

- 7 september 2021 –


De uitdrukking ‘aion aion’, ‘eeuwen eeuwen’ komt in het Nieuwe Testamen 23 keer voor. Achtereenvolgens slaat de uitdrukking ‘eeuwen eeuwen’ op:

  1. Heerlijkheid aan God de Vader: Galaten 1:5, Filippenzen 4:20
  2. Heerlijkheid in de gemeente aan God: Efeze 3:21
  3. Eer en heerlijkheid aan God: 1 Timotheüs 1:17
  4. Heerlijkheid aan de Heer (Kyrios): 2 Timotheüs 4:18
  5. De troon van God de Zoon: Hebreeën 1:8 (‘uw troon, o God’, Jezus Christus is God)
  6. De heerlijkheid aan Jezus Christus: Hebreeën 13:21
  7. De heerlijkheid en de macht aan Jezus Christus: 1 Petrus 4:11
  8. De heerlijkheid en de macht aan de God van alle genade: 1 Petrus 5:11
  9. De heerlijkheid en de macht aan Jezus Christus: Openbaring 1:6 - (3 x zelfde Griekse woorden ‘heerlijkheid en macht’ voor God en voor Jezus Christus, Jezus Christus = God)
  10. Jezus Christus levend: Openbaring 1:18
  11. Hem die op de troon zit levend: Openbaring 4:9 en 4:10 en 5:14 en 10:6 en 15:7- (2 x zelfde Griekse woorden ‘levend’ voor Jezus Christus en voor Hem die op de troon zit, Jezus Christus = God)
  12. De lof van de gehele geschapen werkelijkheid: Openbaring 5:13
  13. De zevenvoudige lof van alle engelen, oudsten en vier levende wezens: Openbaring 7:12
  14. De heerschappij van de Heer en van zijn Christus: Openbaring 11:15
  15. De rook van de pijniging van hen die het beeld van het beest aanbidden en zijn teken op hun rechterhand of voorhoofd accepteren: Openbaring 14:11
  16. De rook van het grote Babylon: Openbaring 19:3
  17. De pijniging van de duivel, het beest en de valse profeet (werkwoordsvorm is in het meervoud): Openbaring 20:10
  18. De heerschappij van de slaven van God: Openbaring 22:5


Als we dit nog verder groeperen, dan zijn er tien zaken die eeuwen eeuwen blijven aanhouden:

  1. Het leven van God en van Jezus Christus.

  2. De heerlijkheid en de macht aan God de Vader en aan Jezus Christus

  3. De lof en eer en heerlijkheid en macht vanuit de schepping en lof vanuit de engelen, oudsten en levende wezens

  4. De heerlijkheid in de gemeente aan God

  5. De troon van de Zoon van God, dat is de heerschappij van de Heer en van zijn Christus

  6. De heerschappij van de slaven van God

  7. De pijniging van de duivel, het beest en de valse profeet.

  8. De rook van pijniging van de aanbidders van het beest

  9. De rook van het grote Babylon

  10. Het leven van God en van Jezus Christus.


1. Het leven van God en van Jezus Christus

Dat de uitdrukking ‘eeuwen eeuwen’ slaat op het eeuwig voortbestaan van God en van Jezus Christus, geeft aan dat er geen einde aan komt. De vraag die dit oproept, is of er in de eeuwige toestand sprake is van tijd. Tijd is net als ruimte een dimensie van de door God geschapen werkelijkheid. Zonder tijd en ruimte kunnen wij ons geen werkelijkheid voorstellen. De Bijbel ligt met de uitdrukking 'eeuwen eeuwen' mogelijk wel een tipje van de sluier op. De ‘eeuwigheid’ is voor tijdelijke mensen niet te vatten. Met de uitdrukking 'eeuwen eeuwen' lijkt het er absoluut niet op dat sprake zou zijn van een soort tijdloosheid, een eeuwigdurende statische toestand van onveranderlijke gelukzaligheid. Het lijkt er veel meer op dat we ook in de geestelijke hemelse werkelijkheid te maken krijgen met wisselende ‘eeuwen’, zeg maar een onophoudelijk avontuur van steeds nieuwe ‘werelden’ of ‘tijdperken’, die de vrouw van het lam allemaal aan de zijde van de opgestane en verheerlijkte Christus zal meemaken, terwijl ze zijn beeld draagt – onbegrijpelijke genade. ‘Zo zullen we altijd met de Heer zijn’, zegt de bekende tekst over de opname van de gemeente.

De Bijbel laat zien hoe het, na een duizendjarige regering door Jezus Christus, afloopt met de huidige hemel en aarde. Na een laatste opstand van de duivel, zullen de huidige hemel en aarde door het vuur vergaan. En ook allen die innig met deze wereld verbonden zijn, in vijandigheid tegen God, zullen door het vuur vergaan. Zij worden geworpen in de poel van vuur. God schept een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Maar over de dynamiek van die nieuwe hemel en aarde, wordt niets meegedeeld. Net als het huidige bestel, rust alles in de zorgende handen van de Vader en wie voor Christus koos, mag zich bij voorbaat verheugen over wat allemaal nog gaat komen.

De positie van de bruid van het Lam, aan de zijde van haar Heer, is onveranderlijk. Hemel en aarde vergaan weliswaar maar het nieuwe Jeruzalem, dat van God uit de hemel zal neerdalen op deze aarde en dat in de duizendjarige regering van Christus een belangrijke plaats zal innemen, zal eeuwig blijven bestaan. Nadat Johannes in Openbaring 21 heeft gezegd: ‘En Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan en de zee was niet meer’, schrijft hij daarna: ‘En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neerdalen van God, gereed als een bruid die voor haar man versierd is.’ Dit is iets dat zal plaatsvinden ná de duizendjarige Christusregering.

Deze Christusregering wordt gevoerd vanuit het nieuwe Jeruzalem over de oude aarde. Ook daarvan lezen we in Openbaring 21, en wel aan het eind, in een 'excurs' een nadere uitleg over het nieuwe Jeruzalem door een engel aan Johannes. (Daaruit blijkt dat de chronoligie hier wordt losgelaten.) Een groot verschil tussen de oude en de nieuwe aarde is, dat op de oude aarde nog sprake is van ‘naties’ en ‘koningen’. Op de nieuwe aarde wordt alleen gesproken van ‘mensen’, die samen Gods ‘volk’ zijn (enkelvoud – de mensheid is niet langer gespleten in volken – de vloek van Babel is volledig opgeheven). Hoe nieuw, fris en verrassend alles zal blijven, blijkt uit de woorden die Johannes, na 1000 jaar vereniging tussen Christus en zijn bruid en hun regering over de aarde, voor het nieuwe Jeruzalem gebruikt: ‘gereed als een bruid die voor haar man versierd is.’ Zij die deel hebben aan dit eeuwige leven, zoals Johannes het in zijn evangelie meermalen noemt, hoeven niet bang te zijn voor sleur. Die bestaat niet. Die zal nooit een kans krijgen, net zomin als vlekken en rimpels. Daarvoor staan de volmaakte Persoon en het volmaakte werk van Christus garant.

Het eeuwige leven is niet alleen 'altijd maar blijven voortleven' maar lijkt in taalkundig opzicht op 'hobbelige weg'. Een hobbelige weg is een weg, gekenmerkt door hobbels. Eeuwig leven is een leven, gekenmerkt door eeuwen.

WORDT VERVOLGD

- 15 september 2021 -

toekomst

Tot Hem zijn alle dingen